Ga naar hoofdinhoud

Jan Jongert

Architect Superuse Studios en ondertekenaar Manifest Circulaire Bouweconomie 2050

‘Circulaire transitie mag geen nieuwe problemen en schulden doorschuiven naar de toekomst’

“Een oeroude, klassieke Nederlandse windmolen. Dat is voor mij het ultieme voorbeeld van circulair bouwen. Met hout en riet voorop, werden immers bouwmaterialen gebruikt die lokaal voorhanden waren. Bovendien was sprake van modulaire bouw: zo’n oeroude windmolen kan keer op keer heel gemakkelijk worden gedemonteerd en verplaatst. Het verschil met moderne windturbines die uitsluitend voor energieopwekking worden gebruikt, kan haast niet groter zijn: die zijn gemaakt van staal en kunststof, dat wordt geproduceerd met heel veel niet-recyclebare fossiele grondstoffen, en hebben een maximale levensduur van circa twaalf jaar.

Ik heb het Manifest Circulaire Bouweconomie 2050 niet alleen ondertekend omdat Vincent Gruis en ik goede collega’s zijn bij de faculteit Bouwkunde van de TU Delft, maar omdat ik al ruim een kwart eeuw overtuigd ben van de noodzaak van circulair ontwerpen en bouwen. Circulariteit is dé rode draad in de projecten van Superuse Studios, een architectenbureau met vijftien medewerkers in het hoofdkantoor in Rotterdam en vestigingen in China en de Verenigde Staten.

Wat me het meest aanspreekt in het manifest, is dat erop wordt gehamerd dat er systeemveranderingen nodig zijn om de circulaire transitie mogelijk te maken. Financiële en fiscale prikkels bijvoorbeeld om circulaire toepassingen te stimuleren. Als architectenbureau dat in ieder project streeft naar zoveel mogelijk circulariteit, kunnen we daar over meepraten. Zolang de systeemveranderingen waarover in het manifest wordt gesproken er niet komen, blijven wij als circulair architectenbureau in de startupfase hangen en komt de circulaire transitie niet van de grond.

Wat er vooral structureel moet veranderen? True pricing is heel belangrijk. Als de werkelijke kosten integraal worden meegenomen in de prijs van materialen, producten en diensten, kunnen circulaire materialen beter concurreren met lineaire alternatieven. Concreet moet de belasting op arbeid worden verlaagd en die op grondstoffen worden verhoogd. Daarnaast moeten de verdienmodellen van overheden, bedrijven en financiële instellingen veranderen. Zodra die systeemverandering heeft plaatsgevonden moet meteen een einde worden gemaakt aan het subsidiëren van circulaire projecten, want subsidies staan echte veranderingen en daarmee een logische en organische overgang naar een circulaire economie in de weg.

Mede dankzij het Transitieteam is het maatschappelijk draagvlak voor de circulaire transitie de afgelopen toegenomen. In ’s-Hertogenbosch heeft dat geleid tot een mooi project: Boschgaard. Mede dankzij het enthousiasme van de toekomstige bewoners, zijn daar negentien woningen gerealiseerd die voor ruim tachtig procent uit circulaire materialen bestaan. Dat we nog een lange weg hebben te gaan, blijkt daarentegen in Den Haag: net als wij zien de bewoners van 400 sociale huurwoningen mogelijkheden voor renovatie, terwijl de voorkeur van de corporatie en de gemeente uitgaat naar sloop/nieuwbouw. Waarom? Omdat hun verdienmodellen nog veel te veel op de lineaire economie zijn geënt.

De energietransitie wordt vaak als lichtend voorbeeld gezien voor de circulaire transitie, maar ik ben het daar absoluut niet mee eens. Die windturbine uit het begin van mijn verhaal is voor mij een voorbeeld van hoe we het vooral niet moeten aanpakken. Dus: niet inbedden in het huidige economische groeimodel, zoals met de energietransitie is gebeurd. Niet lineair maar circulair. Niet top-down maar bottom-up. En bovenal op zo’n manier dat we onze hypotheek aan de aarde zo snel mogelijk aflossen en geen nieuwe problemen en schulden doorschuiven naar de toekomst.”